Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar David zeide: [41]Wat heb ik met ulieden te doen, gij zonen van Zeruja! Dat gij mij heden ten [42]satan zoudt zijn? Zou heden iemand [43]gedood worden in Israel? Want weet ik niet, dat ik [44]heden koning geworden ben over Israel? 41. Zie boven, hfdst.16 vs.10. 42. Dat is, wederpartijder; tegenstrijder, die mij hinderlijk is en tegenvalt in mijn voornemen, Matth.16:23. Zie wijders Job 1:6. 43. Vergelijk 1 Sam.11:13. 44. Hij wil zeggen, wederom als van nieuw, enz.